Het laag voor laag aanbrengen van transparante kleuren was bij de oude Egyptenaren en de Romeinen al bekend. In de schilderkunst is het eeuwenlang toegepast in olieverf, aquarel, fresco en tempera-technieken.
In o.a. Scandinavische landen, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland worden buitenmuren gesluierd, waarbij de kleurlaag verkiezelt met de ondergrond. Deze techniek kan ook binnen worden toegepast.
In de praktijk wordt het veel toegepast in woonkamers, woonzorghuizen, scholen, kerken, kantoren en fabriekshallen. In principe kan het dus overal worden toegepast. Het is een voortdurend onderzoek waar je wat toepast qua kleur en of wandbeelden. Waar doe je wat? Een woonkamer leent zich soms minder voor een expressieve beeldende vorm van sluieren, maar een muur in de gang van een instelling of kantoor soms juist weer wel.
De verf bestaat uit water, bindmiddel en kleurpigmenten. De pigmenten kunnen poedervormig zijn of een pasta. Na het mengen breng je de lagen op met een kwast. Hoeveel lagen je opbrengt hangt ondermeer van de structuur van de ondergrond af, gemiddeld drie tot zeven lagen. In een kerkruimte kan dat meer zijn, een altaarachterwand wordt soms heel intensief paars gesluierd waardoor er meer lagen nodig zijn om de gewenste intensiteit te bereiken. In de eerste lagen houd ikzelf de kleur nog een beetje terug, die lagen vormen de opbouw en zorgen uiteindelijk voor de kwaliteit van de dieptewerking. In de volgende lagen geef ik meer kleur mee. Per laag kun je verschillende kleurtinten gebruiken.
Ik kijk wat past in de omgeving of naar wat er gevraagd wordt in de opdracht. Ik probeer open te zijn voor wat er speelt. Toen ik een wandschildering van een landschap maakte in een instelling voor verslavingszorg viel het me op dat de bewoners er niet erg op reageerden. Toen ik er schapen in schilderde, reageerden ze wel. Ik heb er ook een herder ingeschilderd, en die een pijp gegeven. Zo ontwikkelde het thema zich door de gebruikers. Soms krijg ik in de opdracht een duidelijk thema mee, zoals een wandschildering van de vier jaargetijden. Waardoor ik mij laat inspireren is heel wisselend, maar altijd gerelateerd aan de opdracht die er ligt.
Waar ik op let bij een opdracht is de dialoog die ontstaat tussen de vraag (de opdracht), de gebruikers (die soms tijdens het schilderen de ruimte gebruiken en ook reageren) en de ruimte (lichtval, grootte, eenheid enz.). In dit kunstzinnige proces begeef ik mij tussen deze elementen en probeer deze samen tot iets levendigs te maken waarbij ik probeer alles tot z’n recht te laten komen. Dit zie ik als een grote uitdaging.